Richtlijnen tot het welzijn van uw rozenaanplantingen:

GROND en STANDPLAATS: Rozen verlangen een zonnige plaats en een goede, humusrijke en vooral rijk bemeste grond. Daarom is het beste dat men voor het planten meststof inwerkt. (Al deze meststoffen zijn in onze winkel verkrijgbaar).

PLANTING: Grootbloemige rozen (theehybriden) en tros-rozelaars (polyantha- en floribundahybriden) worden niet met blote wortel aangeboden en geplant. De beste plantperiode voor rozenstruiken met blote wortel loopt vanaf november - dan is er ook nog de meest keuze! - de hele winterdeur, bij vorstvrij weder, tot begin april. De planten met blote wortel die wij u aanbieden zijn riet tot op een lengte van ongeveer 35 cm ingekort, zodat u ze voor de winter niet meer te snoeien. De langste wortels mogen nog wel wat ingekort worden. Mannen planten best in ruime plantgaten zodat de wortels kunnen gespreid worden. De veredelingsplaats (dit is de overgang van de donkere onderstam naar de felgroene twijgen) moet na het planten juist onder de grondoppervlakte zitten. Bij droog wederopbouw besproeien; planten welke bij drogend weder enige tijd boven de grond lagen, zal men beste enige tijd voor het planten in het water plaatsen. Na half april zijn er geen rozen met blote wortel meer te verkrijgen, vanaf dan kan men niet alleen rozen in pot verkrijgen! in de zomer dient men ze direct na het planten wel extra te begieten.

SNOEI: Stamrozen, grootbloemige struikrozen en trosrozen, dwerg- en kosterrozen dienen elke lente kort teruggesnoeid te worden. Bij zachte winters lopen de meeste rozen al uit vanaf januari, wat niet begint dat ze dan al kort mogen worden gesnoeid: de jonge scheutjes aan het einde der twijgen, die dan al kunnen worden gestart takken zittende ogen zijn dan nog niet uitgelopen, en zijn dus ook veel minder vorstgevoelig. Het kort snoeien van de rozelaars gebeurt het beste als er geen strenge nachtvorst meer te sterk is, dus begin maart. Mannen snoeien tot op 2 tot 3 ogen boven de grond, wat installatie met een lengte van 8 tot 12 cm voor sterk gegroeide scheuten en 5 tot 8 cm voor zwakkere scheuten, en voor de dwerg- en kosterrozen. Bodembedekende rozen en heesterrozen kunnen ongesnoeid blijven, doch mogen evengoed jaarlijks flink ingekort worden, om vb. hun zoektocht naar. Treur worden slechts ingekort wanneer hun takken veel te lang worden; bij oudere boompjes haalt mannen in de winter afgestorven en droge takken uit de kroon weg, dikke oude takken, om de plant te verjongen. Klimrozen worden de eerste jaren na het planten weinig of niet gesnoeid, na enkele jaren snoeit men die takken die te lang worden regelmatig terug, ook oudere zware takken die niet sterk meer uitlopen mag men in de winterperiode wegnemen om alzo het vormen van nieuwe jonge takken (en bloemen) te stimuleren. Rozen nooit voor de winter kort snoeien vanwege het gevaar van het invriezen van de takken. Wel mogen struikrozen en stamrozen in de herfst 'gefatsoeneerd' worden door de takken in te korten tot op ongeveer 30 cm lengte,

ONDERHOUD: Rozen zijn gevoelig voor bladluizen en witziekte (valse meeldauw), deze dienen dan ook afgeleide kunnen worden. Wacht vooral niet tot een erge aantasting de planten riet erg heeft uitgeput. De meest geschikte middelen om de meeste rozenplagen te zijn in onze winkel verkrijgbaar. Verwijder ook tijdig de wilde scheuten welke op de onderstammen en wortels (dus van uit de grond)der rozen kunnen uitschieten door ze zo laag mogelijk af te duwen of af te snijden. Ook uit de nog levende ogen op de stammen der stamrozen kunnen nog wilde scheuten ontstaan, deze kan men als ze nog maar enkele centimeters lang zijn gemakkelijk afduwen. Wilde scheuten zijn herkenbaar aan hun sterke rechte groei, lichtgroen blad en stengels; meestal zijn ze bezet met veel kleine stekels.

BEMESTING: Rozen vragen veel voedsel. Daarom is het beste jaarlijks in de late winter een voorraadbemesting met een van de hierboven genoemde organische meststoffen toe te dienen, a rato van ongeveer 20 tot 25 kgr per are (= 100 m²) Gedurende de zomer (vanaf juni) 2 tot 3 maal bijbemesten met een snelwerkende scheikundige meststof, vb.: 3 × 4 kgr Blauwe korrel, of 2 × 3 kgr Roze korrel per are, best bij regenachtig weder.